The chapters in this volume of New Directions for Child and Adolescent Development present original research that illuminates symbolic and social processes at work in children's artistic development. The research was conduced on children, spanning the toddler years into early adolescence, with close analyses of the children's artwork for symbolic sequences and developments, as well as the impact of social context on their artistic development. Several chapters present longitudinal designs in the study of children's art; in several, children's artwork is studied in naturalistic settings such as the home and school; and in one, children's art is assessed in more controlled settings and in a cross-sectional design. Three chapters address the following questions: Do children have a discernible artistic style? What features of art do judges use to identify style? Does style change over childhood and adolescence? If so, what developments in other domains may influence stylistic change in art? This volume should have theoretical, methodological, and empirical value to art development researchers but will also illuminate developmental issues of import to other scholars. Some topics with broad appeal are the interplay between children's endogenous skill and social support and continuities and discontinuities in development.
FLAPTEKST
Tekeningen zijn niet weg te denken uit het psychodiagnostisch onderzoek van kinderen en nemen vaak een centraal plaats in tijdens een belevingsonderzoek. Om kindertekeningen op zinvolle en bruikbare wijze te interpreteren moet de onderzoeker beschikken over interpretatieve kaders die rekening houden met de ontwikkelingsniveaus van tekenprocessen en met de dynamiek van het diagnostisch proces waarin een kind bepaalde belevingen onthult en verhult. De auteurs bespreken hoe men via kindertekeningen vanuit diverse invalshoeken hypothesen kan vormen over de belevingswijzen en kernthema’s van een kind en over de aard en de ernst van eventuele emotionele problemen. Een uitgebreide illustratie licht toe hoe een interpretatieproces concreet kan verlopen.
De benadering in dit cahier is hoofdzakelijk psychoanalytisch georiënteerd en gaat tevens uitvoering in op ontwikkelingsaspecten. Het cahier veronderstelt voldoende klinisch psychologische en psychoanalytische voorkennis en is bedoel als oriënterend kader in professionele opleiding en praktijk van klinisch psychologen en therapeuten.
Simone Meykens is als klinisch psycholoog en kindertherapeut verbonden aan het Centrum voor Kinderpsychotherapie van de K.U. Leuven. Zij is er tevens supervisor van de postgraduaat opleiding in psychodynamische kindertherapie.
Gaston Cluckers is hoogleraar klinische ontwikkelingspsychologie en kinderpsychotherapie aan de K.U. Leuven. Hij is verantwoordelijke van de postgraduaat opleiding in psychodynamische kindertherapie aan het Centrum voor Kinderpsychotherapie (K.U. Leuven), en publiceerde o.m. rond het thema steungevende kinderpsychotherapie.
FLAPTEKST
Dit boek geeft een overzicht van psychologische theorieën over kindertekeningen, een onderwerp dat de laatste jaren dank zij nieuwe ontwikkelingen weer in de belangstelling is gekomen. Veronderstellingen als ‘kinderen tekenen wat ze weten’ of ‘tekeningen zijn een uitdrukking van emotionele ervaringen of onbewuste wensen’, worden kritisch besproken. Recent onderzoek richt zich op de processen die ten grondslag liggen aan het tot stand komen van tekeningen. Tevens probeert men vast te stellen welke informatie kinderen in hun tekeningen verwerken. De inzichten uit dit onderzoek werpen een nieuw licht op de vraag of tekeningen aanwijzingen geven over persoonlijkheidskenmerken en de emotionele gesteldheid van het kind. Bevindingen uit de filosofie, de perceptie, ontwikkelings- en klinische psychologie, de kunst en cognitiewetenschappen worden gebruikt voor het beantwoorden van een groot aantal vragen over kindertekeningen.
Glyn v. Thomas en Angèle M.J. Silk zijn verbonden aan de Universiteit van Birmingham (Engeland).
Dit boek is een vertaling van An introduction to the Psychology of Children’s Drawings.
VOORWOORD
Die Pädagogische Forschungsstelle beim Bund der Freien Waldorschulen freut sich, das Buch von Michaela Strauss vorlegen zu können. Sein Erscheinen weckt in den älteren Lehrern der Waldofschulbewegung viele Erinnerungen: Mitte der dreißiger Jahre, in den ernsten politischen Bedrohungen der Waldorfschulen, hörten wir zuerst von den Bemühungen unseres Kollegen Hanns Strauss um die Erschließung der frühkindlichen Gestaltungen. Mit Interesse verfolgten wir das Wachstum seines Materials von Kinderzeichnungen und –Malereien. In den folgenden schwierigen Jahren, ja noch in der ersten Verbotszeit, reiste Strauss mit seinen Vorträgen zu den Ortsgruppen des <<Vereins für ein freies Schulwesen ()Waldorfsschulverein)>> in Deutschland. Lebhaft steht uns das Bild des ernsten, kernigen Mannes vor Augen. Er hatte lange Jahre in München als Maler gelebt und hatte sich seit 1923 mit der Waldorfpädagogik verbunden.
Als junge Menschen hörten wir in den zwanziger Jahren aufmerksam von der Aufgabe, die Rudolf Steiner seinem ersten Lehrerkollegium gegeben hatte: auch forschend und dann mit solchen Erkenntnissen <<volkspädagogisch>> tätig zu sein. In der Schriftenreihe <<Menschenkunde und Erziehung>> liegen heute viele Beispiele solcher wissenschaftlichen Tätigkeit vor. So hat uns die Arbeit von Hanns Strauss schon früh beschäftigt; leider wurde durch seine Erkrankung und den frühen Hingang im Oktober 1948 die Veröffentlichung seines Materials jahrzehntelang aufgeschoben. Wir sind dankbar, saß seine Tochter, unsere Kollegin Michaela Strauss, die Fortführung und Ergänzung der Arbeit ermöglicht hat. Was ihr jetzt gelungen ist, danken wir auch denjenigen Kollegen, die, wie z. B. Dr. Erich Schwebsch, nach Stauss‘ Tod ihre Weiterführung für die Waldorfbewegung wünschten
Die Menschenkunde Rudolf Steiners erfordert eine neue, grundlegende Erarbeitung des ersten Lebensjahrsiebents; er hat darauf hingewiesen, dass hier Zukunft aufgaben für unser Bewussten sein und Anregungen für künftige Sozialgestaltungen liegen. Wir denken an die geheimnisvollen frühen Schritte der Inkarnation: an die Dreiheit von Gehen-, Sprechen-, Denken-Lernen, an die Entfaltung der Lebenserfahrung und des schöpferischen Gestaltens. Die intime Beschäftigung mit der frühkindlichen Entwicklung und Erziehung schon vom Beginn der Waldorfpädagogik an hat unserer Schulbewegung einen ganz besonderen Einschlag gegeben.
Das Buch von Michaela Strauss betrachten wir als eine wichtige Pionierarbeit, und wir hoffen, dass es in den Elternhäusern und Kindergärten den Blick, das Verständnis, und die Hingabe an das Wesen des Kindes verstärkt. So wird dieses Buch auch für die schnell sich ausbreitende Arbeit der Waldorfkindergärten von unmittelbarer Bedeutung sein.
DOEL VAN DEZE STUDIE
Het tekenonderwijs heeft in de loop van de laatste 50 jaar ingrijpende veranderingen ondergaan. Deze veranderingen liggen niet alleen op didactisch terrein. Ware dit het geval, dan zou het tekenen zich niet onderscheiden van elk ander vak. Veranderingen in de didactiek beogen eenmaal vast staande doelstellingen beter na te streven.
In het tekenonderwijs zijn het echter juist de doelstellingen zelf en de grondslagen, waarop zij berusten, welke met het oog op de algemene vorming, radicaal zijn gewijzigd. Waar in de aanvang van de twintigste eeuw de objectieve weergave van de dingen nog algemeen als eerste doel werd aangenomen, is het thans de subjectieve expressie naar aanleiding van een object, welke in de eerste plaats wordt gezocht.
Een totaal nieuwe oriëntering is onder invloed van culturele stromingen in betrekkelijk korte tijd tot stand gekomen.
Dat zulk een snelle evolutie in het onderwijs van een vak niet zonder strijd onder vakgenoten heft kunnen plaats grijpen en dat ook heden nog meningsverschillen bestaan omtrent de waarde van het tekenen voor de algemene vorming van de jeugd kon verwacht worden. Op zich zelf is die strijd een gezond verschijnsel in het onderwijs, mits men zich daarbij baseren kan op grondige kennis van de geestelijke achtergronden, welk achter de stromingen in het bak leven en op positieve kennis van hetgeen de psychologische wetenschap te bieden heeft. Dat in dit opzicht bij vele tekenleraren nog een tekort bestaat vindt zijn oorzaak grotendeels in het feit, dat de toekomstige leraar in het algemeen nog geen paedagogische psychologie op haar beurt daardoor verrijkt worden. Het speciale dat ieder vak meebrengt zal haar terrein verbreden en haar resultaten toetsen.
Het doel van deze studie is, enkel algemene grondslagen van de beeldende expressie te behandelen, zoals deze in de laatste vijftig jaar zich hebben ontwikkeld. Aan de elementen, kleur en ritme, welke in verband met de aesthetische uiting van belang zijn, is daarbij bijzondere aandacht besteed. Wat het visuele ritme betreft zijn de resultaten van een eigen, voorlopig onderzoek aan het geheel toegevoegd als een bescheiden bijdrage tot de paedagogische psychologie van de zijde van tekenleraar.
Het tekenonderwijs heeft in de loop van de laatste 50 jaar ingrijpende veranderingen ondergaan. Deze veranderingen liggen niet alleen op didactisch terrein. Ware dit het geval, dan zou het tekenen zich niet onderscheiden van elk ander vak. Veranderingen in de didactiek beogen eenmaal vast staande doelstellingen beter na te streven.
In het tekenonderwijs zijn het echter juist de doelstellingen zelf en de grondslagen, waarop zij berusten, welke met het oog op de algemene vorming, radicaal zijn gewijzigd. Waar in de aanvang van de twintigste eeuw de objectieve weergave van de dingen nog algemeen als eerste doel werd aangenomen, is het thans de subjectieve expressie naar aanleiding van een object, welke in de eerste plaats wordt gezocht.
Een totaal nieuwe oriëntering is onder invloed van culturele stromingen in betrekkelijk korte tijd tot stand gekomen.
Dat zulk een snelle evolutie in het onderwijs van een vak niet zonder strijd onder vakgenoten heft kunnen plaats grijpen en dat ook heden nog meningsverschillen bestaan omtrent de waarde van het tekenen voor de algemene vorming van de jeugd kon verwacht worden. Op zich zelf is die strijd een gezond verschijnsel in het onderwijs, mits men zich daarbij baseren kan op grondige kennis van de geestelijke achtergronden, welk achter de stromingen in het bak leven en op positieve kennis van hetgeen de psychologische wetenschap te bieden heeft. Dat in dit opzicht bij vele tekenleraren nog een tekort bestaat vindt zijn oorzaak grotendeels in het feit, dat de toekomstige leraar in het algemeen nog geen paedagogische psychologie op haar beurt daardoor verrijkt worden. Het speciale dat ieder vak meebrengt zal haar terrein verbreden en haar resultaten toetsen.
Het doel van deze studie is, enkel algemene grondslagen van de beeldende expressie te behandelen, zoals deze in de laatste vijftig jaar zich hebben ontwikkeld. Aan de elementen, kleur en ritme, welke in verband met de aesthetische uiting van belang zijn, is daarbij bijzondere aandacht besteed. Wat het visuele ritme betreft zijn de resultaten van een eigen, voorlopig onderzoek aan het geheel toegevoegd als een bescheiden bijdrage tot de paedagogische psychologie van de zijde van tekenleraar.